24 april 2015

Buitenlandse dienstreizen: er bestaat nog rechtszekerheid

Het fiscale voordeel ligt voor de hand: ten name van de uitbetaler blijven de kosten aftrekbaar terwijl zij ten name van de genieter worden beschouwd als een “kost eigen aan de werkgever” (lees: niet worden belast). De vergoeding wordt gedaan om kleine uitgaven (out of pocket expenses) te dekken gedurende de diensttrip (eten, drank, lokaal vervoer en andere kleine uitgaven). De boodschap die wij hier willen geven is dat er met ingang van 1 april 2015 een nieuwe lijst werd gepubliceerd. De lijst maakt een onderscheid tussen personeel van het hoofdbestuur (categorie 1) en in het buitenland gestationeerd personeel (categorie 2). Vroeger was enkel categorie 1 fiscaal relevant voor de forfaitaire kostenvergoeding voor buitenlandse dienstreizen. De administratie beperkte traditioneel het toepassingsgebied tot dienstreizen die maximaal 30 dagen bedragen. Uit de laatste circulaire en uit de interpretatie van de rulingcommissie is evenwel gebleken dat de lagere tarieven (categorie 2) mogen worden gebruikt voor langere dienstreizen (meer dan 30 dagen maar maximaal 24 maanden). De details van deze discussie zouden ons evenwel te ver leiden. In relatie tot onze buurlanden en belangrijkste handelspartners zijn de bedragen min of meer ongewijzigd gebleven. Voor ondernemers die minder courante oorden dienen op te zoeken, loont het wel de moeite om de lijst even door te nemen. Het volledige overzicht is terug te vinden in bijlage tot het Ministrieel Besluit van 23 maart 2015 zoals per 30 maart opgenomen in het Belgisch Staatsblad. Uiteraard zal uw VGD dossierbeheerder u wijzen op de mogelijkheden / toepassing van dit kostenforfait. 

Gerelateerde artikelen